Weinig eenzamer
Dan de dagen vol gemeenschapszin
Pas ik nog wat minder in
De norm, de standaard, de mores
De lieve vrede zonder sores
Is er nog wel plek voor mij
Voor iemand niet zo vrolijk
Vaak moe, net wat te eerlijk
Te onaangepast, niet gepolijst genoeg
Is er nog ruimte om me te uiten
Of kan ik me beter weer binnensluiten
In mezelf, de enige plek waar ik precies lijk te passen
Voor de rest voel ik me losgeraakt
Van alle mensen
De beste wensen van deze dag
Sla ik liever even over
Als dit is wat ik wensen mag
Categorie: Gedichten (pagina 1 van 2)
Had ik een dak dan schreeuwde ik er vanaf
Hoe lief, eindeloos lief
Had ik een lied dan zong ik uit volle borst
Hoe mooi, eindeloos mooi
Had ik een pen dan zou ik schrijven
Hoe bijzonder, eindeloos bijzonder
Door jou vullen halflege glazen zich
Blijven zinkende schepen drijven
Valt Icarus niet langer naar beneden
Rolt Sisyphus nog eenmaal de steen omhoog
Had ik een dak dan schreeuwde ik er vanaf
Hoe jij, eindeloos jij
Voor mij
Ik verspil al mijn energie
Aan het gewicht van mijn gedachten
Ik maak alles zwaar
Mijn schoenen zijn vol lood
De liefde vraagt me
Om het open zijn te verdragen
Maar soms wil ik niets liever
Dan stilletjes sluiten
En dan trekt het aan me voorbij
Zonder me te raken
Het goede en het slechte
Ben ik weer onaantastbaar
Het leven fluistert me toe
‘Blijf maar bij me’
Maar soms ben ik vermoeid
Sluit ik ramen en deuren
En dan trekt het aan me voorbij
Ik ben al in rouw voor het einde er is
Ben nu al heel bang voor wat nog niet begon
Ik ben al verdrietig voordat ik je mis
Denk donkere wolken voor stralende zon
Wat nog niet gebeurde heb ik al gevreesd
Elk rampenverhaal is door mij al bedacht
Ik ga al naar huis voor de start van het feest
Mijn ogen gesloten al lang voor de nacht
Nog voor het bedriegen ben ik alvast kwaad
Ik heb al verloren voordat ik wat geef
Temidden van vrede voel ik al de haat
En ben al gestorven terwijl ik nog leef
Bank aan het water
Wordt al steeds later
Muts op m’n kop
Gedachten non-stop
Nacht in de gracht
Niemand die wacht
Verleden geen rust
Stem die wat sust
Ineengedoken
Zie nog steeds spoken
Wangen verbleken
Vol met gebreken
Ruisende bomen
Warrige dromen
Stemmen op straat
Borst vol met haat
Mensen op fiets
Wil in je armen
En verder niets
Ik droomde je klein en zacht
Dicht bij mij gekropen
Bleek ik veiliger dan de nacht
Je lag naast me opgekruld
Een plekje gevonden
Mijn bed met jou gevuld
Je lijf was nog kleiner
Je gezicht nog rond
Samen was gewoon fijner
Maar vandaag stond ik op
Lag je niet in mijn bed
Zat je slechts in mijn kop
Daarom mis ik je dus
Mijn ooit kleine broertje
Ik altijd grote zus
Ik wil rimpels in mijn gezicht
Schaterend lachen, brullend huilen
Ik wil zingen in het diepe
En dansen in het felste licht
Ik wil scheuren in mijn kleren
Rozengeur, verrotte lucht
Ik wil openstaan voor liefde
En dat steeds opnieuw proberen
Ik wil blaren op mijn voeten
Het mooiste geluk, de grootste pijn
Ik wil door en door ervaren
Ik wil leven, ik wil zijn
Ooit dansten zij in mij
Het hart, de longen
In hun ritmische cadans
Vonkjes levensvuur spatten in het rond
Ze maakten hun eigen zomer
Zelfs als de sneeuw viel
Maar nu houden ze mij slechts in leven
Hun energie is schor gefluister
Misschien zijn ze het dartelen verleerd
Ze zijn terneergeslagen
Creëren slechts nog doffe ademstoten
Waartoe bewegen wij? hoor ik ze denken
Bewegen wij slechts omdat niks ooit stilstaat?
Mijn hart en mijn longen
Ze hebben nog niet opgegeven
Blazen warme adem
Die dingen kan ontdooien
En als het eenmaal dooit
Dan kan de lente komen
Er zit urgentie in me
En wat ik wilde worden
Dat bleek ik al te zijn
Hoef ik niet langer na te jagen
Een kunstenaar hoort niet thuis
Op een kunstenaarsschool
Want het leven zelf
Is al een hele kunst
Ik vlucht niet langer
Het is tijd om thuis te komen
En daar alles te vinden
Wat ik zocht
Soms ben ik in balans
Maar vaak duik en graaf ik diep
Tot mijn oren suizen
En mijn lichaam pijn doet
Kalmte is goed voor mij
Maar in de pieken en de dalen
Kom ik tot leven
Tot er afgematte leegte rest
En dan denk ik
Nu ben ik op en kapot
Maar de rit begint
Altijd weer opnieuw
Jij herkent me
Vanuit de verte
En ik reik je mijn hand
Door de ruimte heen
Om samen te leven
En te vallen
En te leven
Léven
De avond en de schemer zijn om in te zwerven
Om gedachten en tranen de vrije loop te laten
Er is een soort rust in de wereld en ik kan me al lopende verstoppen in het duister
Op stenen muurtjes zitten mijmeren
De koele lucht voelen stromen
En ik ga nog niet naar huis
Mijn voeten gaan pas terug als het in mij weer veilig is
Als ik weer geloof dat ik het kan en niet verdwijn
Me weer even stoer voel als ik diep vanbinnen ben
Ik gedij in het mysterieuze van de lege straten en de verlaten parken
Morgen is een onbeschreven dag
Alles is weer nieuw en wat mij definieert is heus goed diep vanbinnen opgeslagen
Met een veilige warme wand eromheen
Het ritselt in mij en oude stemmen fluisteren hun bezweringen
Maar in feite ben ik onaantastbaar en er is nog nooit iets van mij onherroepelijk verloren gegaan
Ik vond alles vroeg of laat weer terug
Ik ben veilig opgeslagen in mezelf en niemand die daar bij kan komen Meer lezen →